-
1 lancement
lancement [lãsmã]〈m.〉1 (het) werpen ⇒ (het) lanceren, (het) afvuren4 〈 van product〉 (het) op de markt brengen ⇒ (het) lanceren ⇒ 〈 van onderneming, ster〉 het bekendmaken♦voorbeelden:le lancement du poids • het kogelstotenm1) (het) werpen, lanceren3) (het) slaan [brug]5) (het) opjagen [wild] -
2 communication
communication [kommuuniekaasjõ]〈v.〉1 mededeling ⇒ bericht, inzage2 omgang ⇒ communicatie, contact3 verbinding ⇒ contact, aansluiting♦voorbeelden:communication des pièces • inzage van de stukkenavoir communication de qc. • kennis van iets hebbendonner communication de qc. • iets meedelenprendre communication de qc. • kennis nemen van iets, iets ter inzage krijgenprendre une communication • een bericht aannemen3 moyens de communication • communicatiemiddelen, middelen van transportporte de communication • verbindingsdeurcommunication téléphonique • telefoonverbindingcouper les communications • de verbindingen verbreken, de verbindingswegen afsluitenprendre la communication • de telefoon aannemenf1) mededeling, bericht2) communicatie, contact3) verbinding, aansluiting -
3 communication d'une nouvelle
communication d'une nouvelleDictionnaire français-néerlandais > communication d'une nouvelle
-
4 lancer
lancer1 [lãsee]〈m.〉————————lancer2 [lãsee]1 werpen ⇒ toewerpen, gooien, slingeren2 in beweging zetten ⇒ vaart geven aan, doen vertrekken, op gang brengen♦voorbeelden:des yeux lançant des éclairs • ogen die vuur schietenlancer un ultimatum • een ultimatum stellenlancer un mandat d'amener contre qn. • bevel tot aanhouding tegen iemand uitvaardigenlancer qn. dans une aventure • iemand in een avontuur stortenlancer son chien sur qn. • zijn hond op iemand afsturenlancer un moteur • een motor startenlancer un navire • een schip van stapel doen lopenlancer qn. sur un sujet • iemand over iets aan het praten krijgenune fois lancé, il ne s'arrête plus • als hij eenmaal op dreef is, houdt hij niet meer oplancer une fausse nouvelle • een onwaar bericht verspreiden1 zich werpen (op) ⇒ zich storten, afstormen (op)♦voorbeelden:1. m1) (het) loslaten [duiven]2) (het) opjagen [wild]4) worp2. v1) werpen, gooien3) op de markt brengen, lanceren4) bekendmaken -
5 découvrir
découvrir [deekoevrier]1 ontdekken ⇒ zien, ontwaren4 openbaren ⇒ bekendmaken, verraden5 het deksel, de bedekking afnemen van♦voorbeelden:découvrir une frontière • een grens onverdedigd laten→ jeu♦voorbeelden:→ avril1. v1) ontdekken, ontwaren2) achter [iets] komen3) bekendmaken, verraden4) onthullen, ontbloten2. se découvrirv4) opklaren [weer]
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский